Professional (Onderwijs, Gemeente, Jeugdzorg)

Digibende werkt graag samen met professionals werkzaam in het onderwijs en bij gemeenten. We zijn ervan overtuigd dat een sterke samenwerking zorgt voor de beste resultaten, efficiëntie en meer impact. Het resultaat? Effectieve inzet van passend aanbod én aantoonbare kostenbesparing.

Op deze pagina lichten we graag de visie van Digibende toe, gebaseerd op impactmetingen en wetenschappelijke inzichten. Als een organisatie die voortdurend in beweging is, blijven we onszelf ontwikkelen. Dit doen we door te blijven leren op een onderbouwde manier, waarbij we ons baseren op bewezen successen.

Bent u als professional werkzaam voor een onderwijssamenwerkingsverband, school, gemeente of jeugdhulporganisatie en wilt u een samenwerking met Digibende verkennen? Neem dan contact met ons op. Wij gaan graag met u in gesprek.

Digibende heeft de ambitie de komende jaren meer vestigingen te openen. Bent u bestuurder bij een onderwijssamenwerkingsverband of maakt u deel uit van een college van B&W en wilt u in gesprek treden over de mogelijkheden van een Digibende in uw regio? Ook dan komen wij graag met u in contact.

Introductie

Alle adolescenten van Nederland met interesse in de digitale wereld een passende, gestructureerde maar ongedwongen leer- en ontwikkelomgeving bieden waarin het ontdekken en ontplooien van talenten centraal staat. Dat is de missie en het uitgangspunt van Digibende.

Digibende biedt een veilige, inspirerende en vertrouwde leeromgeving met gedegen, gestructureerde begeleiding. Dit stelt deelnemers in staat succeservaringen op te doen en persoonlijke groei door te maken.

Hierbij wordt altijd uitgegaan van de ijkpunten autonomie, relatie en competentie, cruciaal voor de (identiteits)ontwikkeling van elke adolescent.

Bij Digibende is sprake van hoge mate van autonomie. Elke deelnemer krijgt ondersteuning van diverse gespecialiseerde vakbegeleiders om tot het bepalen van zijn of haar eigen koers te komen. Hier komen persoonlijke leer- en ontwikkeldoelen uit voort.

Als tweede wordt er ingezet op een laagdrempelige en toegankelijke relatie waarbij een niet-klinische omgeving centraal staat. Er wordt gewerkt aan de pedagogische relatie vanuit een praktijkprogramma en een vakgerichte, projectmatige situatie . Binnen het opbouwen van een pedagogische relatie wordt een individualistische benadering gebruikt en staat vertrouwen centraal.

Bij het laatste ijkpunt, competentie, wordt bij Digibende uitgegaan van mogelijkheden en talenten. Deelnemers krijgen de ruimte om op eigen niveau en tempo te leren en te ontwikkelen. Lees hieronder verder over de Visie en Aanpak van Digibende.

Visie

Het in een tijdig stadium tegengaan van (dreigende) onderwijsuitval voorkomt een verstoorde of onderbroken ontwikkeling. Behalve het menselijk leed dat volgt uit het ontbreken van een passende leer- of ontwikkelomgeving, blijkt uit diverse onderzoeken (CPB, NJi) dat er een bewezen causaal verband is tussen voortijdig schoolverlaten en een toename van maatschappelijke kosten. Jongeren die uitvallen hebben statistisch minder perspectief op de arbeidsmarkt en doen gedurende hun leven vaker een beroep op uitkeringen en vormen van hulp.

Op dit moment kent Nederland een relatief harde scheiding tussen onderwijs en jeugdhulp, terwijl het vraagstuk eigenlijk zelden echt losgekoppeld is. Wanneer een passende onderwijsplek langdurig ontbreekt volgt hier immers uiteindelijk vaak een jeugdhulpvraag uit.

Omgevingen waar beide elementen zijn samengebracht hebben vaak betrekking op jongeren met 1) externaliserende gedragsproblemen of 2) een (licht-) verstandelijke beperking. Voor jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie en voornamelijk internaliserende problematiek is dergelijk aanbod schaars.

Bij laattijdig c.q. reactief handelen blijkt inzet van jeugdhulp vaak onvermijdelijk. Een langdurig gebrek aan aansluiting leidt tot een steeds groter wordende afstand tot de maatschappij.

Digibende beoogt, in samenwerking met scholen en samenwerkingsverbanden, in een vroeg stadium een passende, al dan niet aanvullende, leer- en ontwikkelomgeving te bieden waarin jongeren met een sterke interesse in de digitale wereld zich kunnen ontwikkelen op basis van hun individuele behoeften en capaciteiten. Hierdoor blijft de jongere in ontwikkeling. Bovendien kan hiermee inzet van jeugdhulp worden beperkt of bij voorkeur voorkomen.

Sinds de invoer van de wet passend onderwijs (2014) en de decentralisatie van jeugdhulp (2015) in Nederland is er veel veranderd voor jongeren en jongvolwassenen. Met passend onderwijs is inclusief onderwijs geïntroduceerd waarmee zoveel mogelijk leerlingen binnen regulier onderwijs moesten kunnen functioneren.

De wet passend onderwijs had als doel het voorkomen van langdurige thuiszitters en het bieden van ondersteuning op maat. De onderwijsbehoefte van de leerling staat hierbij centraal ten opzichte van de beperking waarvoor eerder het ‘rugzakje’ werd toebedeeld. Samen met de wet passend onderwijs kwam de zorgplicht, waarbij ieder samenwerkingsverband moest zorgen voor de juiste expertise en basisondersteuning op het gebied van leerproblemen als dyslexie en dyscalculie, gedragsproblemen en medische problematiek.

In de loop der jaren is – zo geven meerdere onderzoeken aan – gebleken dat er naast oplossingen ook een aantal gebreken ontstonden door de invoer van de wet passend onderwijs. Zo werd geconcludeerd dat er vaak te veel tijd ging naar de leerlingen met externaliserende gedragsproblemen, er een tekort aan expertise ontstond voor de juiste begeleiding van leerlingen met internaliserende problemen en dat de vele regels, afspraken en administratie zorgen voor onvoldoende ruimte en aandacht voor de behoeften van de individuele leerling.

Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften voelen zich hierdoor niet altijd begrepen en raken als gevolg steeds vaker in een burn-out of krijgen te maken met depressieve klachten. Grotere klassen, toenemende werkdruk bij leerkrachten en docenten en beperkte ruimte voor individuele aandacht zorgen er voor dat de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften, ondanks hun capaciteiten, uiteindelijk moeilijker meekomen in de klas.


Eén jaar na de invoering van de wet passend onderwijs vond er nog een grote verandering plaats, namelijk de decentralisatie van zorg (2015). Hiermee werd de verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk & inkomen en langdurig zieken overgeheveld van de Rijksoverheid naar de gemeenten.

Het voornaamste doel van de decentralisatie was het dichterbij de burger staan waardoor er een direct aanspreekpunt was en er minder ingewikkelde regels zouden gaan gelden. Daarnaast werd er overgegaan op één duidelijke geldstroom binnen de gemeente. Er wordt hiervoor jaarlijks een budget vrijgesteld vanuit het gemeentefonds.

Een ander genoemd voordeel was dat er meer beleidsvrijheid zou komen per gemeente.

Financieel betekende dit wel een bezuiniging op zorg van ruim 1,5 miljard euro waarmee de decentralisatie begon met een opdracht om flink te bezuinigen tijdens een periode van implementatie van dit nieuwe systeem.

Het Nederlands Jeugdinstituut (2017) heeft in de eerst opvolgende jaren de monitor transitie jeugd opgezet waarin gegevens zijn verzameld over meldingen van ouders en cliënten. Hieruit blijkt dat kwaliteit van jeugdzorg op drie punten achterblijft. Het NJI concludeert dat de informatie en toegang tot jeugdhulp problemen oplevert, er is weinig ruimte voor passende hulp en ondersteuning op maat en het inzetten van hulp is tijdintensief wat betekent dat jeugdigen met dringende zorgvragen lange tijd moeten wachten op passende hulp.

 

Door de decentralisatie werd een steeds groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid van cliënten maar in 2018 wordt geconcludeerd dat het voor veel cliënten onhaalbaar is om binnen eigen kringen en met beperkte capaciteit van wijkteams van de gemeente passende ondersteuning te vinden. In 2019 deed het NJI opnieuw onderzoek en concludeerde dat er grote behoefte was aan actief beleid, meer professionaliteit, het delen van kennis tussen gemeenten, monitoring en onderzoek.

Het centraal Bureau voor de Statistiek (2023) en Dienst Uitvoering Onderwijs (2024) laten zien dat het aantal leerlingen dat ongeoorloofd thuis zit stijgt en de behoefte aan jeugdhulp de afgelopen jaren eveneens is gestegen. Zo wordt aangegeven dat in 2022 zo’n 436.000 jongeren tot 18 jaar jeugdhulp ontvingen, wat neerkomt op 13,2% van de jongeren in die leeftijdsgroep.

Ook stijgt het aantal thuiszitters fors. In schooljaar 2022 – 2023 was volgens DUO sprake van een toename van 50% ten opzichte van het jaar daarvoor. Dit gaat vooral om jongeren waarvoor geen passend onderwijs gevonden kan worden.

Dit maakt dat de noodzaak hoog is om een passende vorm van onderwijs te faciliteren. Digibende biedt, in samenwerking met scholen en onderwijssamenwerkingsverbanden, een leer- en ontwikkelomgeving afgestemd op de individuele capaciteiten en behoeften van jongeren die op zoek zijn naar een plek waar ze hun talenten kunnen ontdekken en ontplooien. Met tijdige inzet van passend aanbod kan uitval in veel gevallen voorkomen worden. Ook wordt inzet van (aanvullende) jeugdhulp hiermee beperkt of waar mogelijk voorkomen.

Aanpak Digibende

Digibende biedt een ontwikkelingsgelegenheid die draait om leren en ontwikkelen op eigen tempo en niveau, in een omgeving waar vakbegeleiders jongeren meenemen in hun vakgebied. Een inspirerende leer- en ontwikkelomgeving waar jongeren de kans krijgen om ongedwongen te leren op een manier die bij hen past. Door een passende leeromgeving te bieden wordt bereikt dat jongeren in ontwikkeling blijven. Dit voorkomt uitval en inzet van vormen van (langdurige) zorg en ondersteuning.

Kinderen in de leeftijd van 12 jaar komen in een ontwikkelingsfase waarin de kernelementen bestaan uit de identiteitsontwikkeling en het vergaren van autonomie (Boer, 2007).

Vanaf 14 jaar durven jongeren steeds meer af te wijken van de visie van opvoeders en ontwikkelen hiermee een ‘eigen ik’. Deze periode staat ook in het teken van experimenteren en risico’s nemen, wat met zich mee kan brengen dat er sprake is van stemmingswisselingen of onvoorspelbaar gedrag.

Op latere leeftijd, vanaf 16 jaar ongeveer, groeit het zelfbewustzijnsniveau en het verantwoordelijkheidsgevoel (Nelis, & van Sark, 2010). Wanneer er in deze cruciale fase echter sprake is van een ontwikkelingsstoornis als autisme, verloopt het anders. De identiteitsontwikkeling komt later op gang en daarnaast is er vaker sprake van een ander zelfbewustzijn. Bovendien is er een grotere kans op de ontwikkeling van angsten en depressies (Cooper, Smith, & Russell, 2007).

In voorkomende gevallen hebben deelnemers van Digibende te maken met diagnoses als Autisme, ADHD of Hoogbegaafdheid. Een diagnose is echter nooit een randvoorwaarde om deel te nemen.

Digibende richt zich op alle jongeren in de leeftijd van 12 tot 28 met een gemiddelde tot hoge intelligentie die op zoek zijn naar een passende leer- en ontwikkelomgeving en affiniteit hebben met de digitale wereld. Bij voorkeur wordt Digibende ingezet wanneer de jeugdige nog niet is uitgevallen. In veel gevallen kan, bij het tijdig bieden van passend aanbod, uitval immers worden voorkomen.

Kenmerkend voor autisme is het beperkte inlevingsvermogen waardoor moeilijkheden ontstaan in de communicatie (Verhulst, 2006). Binnen de maatschappij wordt er van jongs af aan al een beroep gedaan op sociale vaardigheden. Er wordt verwacht dat kinderen deze vaardigheden op school beheersen en hierdoor mee kunnen komen in de klas. Voor kinderen met ontwikkelingsproblematiek is dat niet vanzelfsprekend en dit kan tot grote problemen leiden (Wicks-Nelson, & Israel, 2012).

 

Jongeren met sociale angsten, faalangst en depressieve klachten functioneren significant minder goed op school dan jongeren zonder deze problemen. Het uit zich in absentie, verzuim en slechte schoolresultaten (Mychailyszyn, Mendez, & Kendall, 2010).

 

Hiermee gepaard gaat daarnaast het moeizamer aangaan en kunnen onderhouden van sociale contacten waardoor deze groep jongeren een groot risico loopt om in isolement terecht te komen (Ciarrochi, Sahdra, Litalien, & Parker, 2017).

Hoogleraren Ryan en Deci (2000) stellen drie kernelementen centraal waardoor een jongere tot ontwikkeling komt. Autonomie, competentie en verbondenheid. Het uitgangspunt is hierbij het bereiken van intrinsieke motivatie, omdat hiermee de voldoening en daarmee de duurzaamheid van de persoonlijke ontwikkeling het grootst is.

Een duidelijke definitie van verbondenheid geeft onderzoekster Brené Brown in haar boek ‘de kracht van kwetsbaarheid’ (2013): “Verbondenheid is de energie die ontstaat tussen mensen wanneer zij zich gezien, gehoord en gewaardeerd voelen; wanneer ze zonder te oordelen en beoordeeld te worden kunnen geven en ontvangen”.

Kinderen die om welke reden dan ook geen of weinig verbondenheid voelen stagneren binnen hun sociale ontwikkeling, en dan met name op het gebied van zelfwaardering (Aronson, Wilson, & Akert, 2007).

Binnen iedere didactische- en pedagogische relatie zou verbondenheid dan ook centraal moeten staan (de Rijdt et al., 2017). Holt-Lunstad, Robles en Sbarra (2017) concluderen zelfs dat verbintenis gebaseerd op een veilige en vertrouwde relatie zorgt voor minder gezondheidsproblemen.

Twee ander principes die terugkomen in een sterke pedagogische relatie zijn veiligheid en geborgenheid.

Jongeren met internaliserende problematiek zoals angstproblemen of depressieve klachten hebben vaak ook te maken met onveilige hechting (Boer, 2007). Binnen een pedagogische relatie bij jeugdigen met deze problematiek zijn geborgenheid en een veilige omgeving sleutelaspecten (Thoomes – Vreugdenhil, 2012).

Digibende hanteert vertrouwen, veiligheid en geborgenheid als basisuitgangspunten voor haar didactisch en pedagogisch klimaat. Daarbij wordt gewerkt aan uitdaging vanuit intrinsieke motivatie doordat het leeraanbod van Digibende inspeelt op de interesses en talenten van de deelnemer. Dit komt terug in de visie en de aanpak. Hiermee sluit het aan op de specifieke (onderwijs)behoeften van de doelgroep. Dit maakt dat gesteld kan worden dat de pedagogische relatie en het pedagogische en didactische klimaat vanuit de visie van Digibende onderbouwd en onderkend wordt door wetenschappelijke inzichten en literatuur.

Een van de grootste oorzaken waardoor jongeren met internaliserende problematiek vaak moeite hebben om aansluiting te vinden bij traditionele vormen van (speciaal) onderwijs is het systeem van beoordelen (Wicks-Nelson, & Isreal, 2012).

Vanwege de wettelijk gestandaardiseerde manieren van beoordelen krijgt deze groep veel te maken met teleurstellingen. Ondanks dat er sprake is van een gemiddelde tot hogere intelligentie lukt het vaak niet om goede resultaten te behalen op school. Een gevolg hiervan is dat ze blijven zitten of afstromen wat uiteindelijk tot nog meer teleurstelling en frustratie kan leiden (Burger-Veltmeijer et al., 2018). Hier kan faalangst uit voortkomen.

Digibende kent geen toetsen of examens. Verworven competenties worden binnen de leer- en ontwikkelomgeving van Digibende aangetoond door middel van een track record en portfolio.

Tijdens de adolescentie is participatie een middel om meer autonomie te bereiken (Aronson, Wilson, & Akert, 2007). Door te zorgen voor eigen inbreng, ruimte voor creativiteit en eigen vormgeving bereikt men verstevigde zelfredzaamheid maar daarnaast ook een gevoel van zelfwaardering (Bosma, 2007).

Ryan en Deci (2000) geven aan dat dit zich uit in intrinsieke motivatie. Voor het voltooien van een schoolprogramma is intrinsieke motivatie cruciaal (Nelis, & van Sark, 2010). Daarnaast blijken jongeren met autisme een grotere behoefte te hebben aan autonomie dan jongeren zonder autisme (van der Laan, Euser, & van Balkom, 2015). Dit geldt ook voor meer- of hoogbegaafde jongeren.

Digibende faciliteert een leer- en ontwikkelomgeving waarin jongeren zich ontwikkelen binnen de gebieden die hen sterk interesseren. Doordat er sprake is van omgang en samenwerking met gelijkgestemden en experts binnen de betreffende vakgebieden en er samen successen worden behaald, ontstaat betrokkenheid, een gevoel van er toe doen, wederzijdse waardering en participatie.

De praktijk laat zien dat deelnemers bij Digibende zo in veel gevallen weer tot ontwikkeling komen, in ontwikkeling blijven en bovendien in staat blijken prestaties te leveren die voor hen in een traditionele schoolomgeving niet altijd tot uiting kwamen.

Bosma (2007) geeft aan dat het komen tot een positieve identiteitsontwikkeling ontstaat vanuit meerdere principes. Bosma beschrijft hierbij de gezinssituatie, persoonlijkheid, contact met leeftijdsgenoten en schoolse ontwikkeling.

Verder hangt het samen met het ervaren van erkenning op het gebied van kwaliteiten en talent (Hilles, & Kahle, 1985).

Omdat jongeren die geen passende onderwijsplek vinden deze erkenning in een onderwijssetting missen, kunnen de problemen dusdanig verergeren dat een jongere niet meer kan functioneren op school (Kapp, Gillespie-Lynch, Sherman, Hutman, 2013). Uiteindelijk kan dit leiden tot een beperkt sociaal netwerk, het niet komen tot het afronden van een opleiding en behoefte aan vormen van ondersteuning (Ciarrochi, Sahdra, Litalien, & Parker, 2017). 

Het onderscheid zit in het zorgen dat iemand zich competent kan en mag voelen.

Met een hoge mate van autonomie en competentie wordt bereikt dat iemand gemotiveerd is om vanuit eigen intentie verder te komen en te laten zien wat er in ze zit (Stevens, 2004). Voor deze doelgroep is het daarom extra belangrijk dat er vroegtijdig ingezet wordt op het verstevigen van de sociaal economische basis.

Het zorgen voor een hoge mate van erkenning, wat integraal deel uitmaakt van het concept van Digibende, zorgt voor een positief toekomstperspectief waarbij minder zorg nodig is. Een jongere met internaliserende ontwikkelingsproblematiek die individueel en gericht wordt beoordeeld op zijn vaardigheden ten opzichte van rechtlijnige cijfers waar weinig tot geen eigen inbreng aan vast zit, zal betere resultaten behalen (Hilles, & Kahle, 1985).

De verwachting is dan ook dat dit leidt tot een hogere sociaal economische status.

Een hoofdkenmerk binnen de visie en leer- en ontwikkelomgeving van Digibende is dat adolescenten hun talenten kunnen ontdekken en zonder druk kunnen presteren om op deze manier succeservaringen op te doen en waardering te ervaren. Deze werkwijze blijkt ook uitstekend aan te sluiten bij jongeren met internaliserende ontwikkelingsproblematiek.

Het loslaten van toetsen en examineren op de traditionele manier en het inzetten op vaardigheden en talenten zorgt voor betere (school)resultaten en het minder ervaren van beperkingen (Burger-Veltmeijer et al., 2018). Dit leidt tot positieve identiteitsontwikkeling.

Stay tuned

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte.

Scroll naar boven